Beide panden vormden samen één groot pand, dat tegen het einde van de 13de eeuw gebouwd is. Het oorspronkelijke perceel was volgens de cijnsboeken 59 voet (= 16,97 m) breed. Waarschijnlijk was dit brede perceel in bezit van Arnold Poldonck. Hij zou de bouwheer van het stenen huis kunnen zijn. In de eerste helft van de 14de eeuw is het huis verbouwd, vermoedelijk toen het brede perceel in drie smallere gedeeld werd. Hierbij bleven de twee rechter gedeelten in handen van Willem Posteel. Het grote huis werd toen blijkbaar in tweeën gedeeld. Dit verklaart de twee brede kelderingangen, die bij het bouwhistorisch onderzoek zijn waargenomen. De rechter helft van het gebouw, Hooge Steenweg 9, kwam in 1444 aan Arnold van Vladeracken, een telg uit een belangrijk Bossch geslacht. Hij zal het pand samen met de buurman hebben verbouwd, waarbij de kruis-graatgewelfde kelder, het houtskelet en de kapconstructie zijn aangebracht. Tussen de beide helften werd vanaf het maaiveld tot in de nok van het dak een langsmuur aangebracht, die tot op heden aanwezig is. Ook is de linker helft van de natuurstenen voorgevel, die toen als trapgevel voor beide panden is geplaatst, nog gedeeltelijk aanwezig. In 1511 wordt de kramer Hendrik de | 166 |
Heusch als bezitter genoemd, maar drie jaar later is dit Tilman van den Broek, de kerkmeester van de Sint Jan en schoonzoon van Arnold van Vladeracken. Bij de haardentelling in 1553 waren er 4 schouwen, die betaald moesten worden door Hendrik Aertsz (van Vladeracken?) aan de weduwe van zijn broer. Na negen jaar doet de familie Van Vladeracken afstand van het pand. In het begin van de 17de eeuw komt het in bezit van de buurman en daarmee, zij het voor korte tijd, weer in één hand. Bij de haardentelling in 1553 waren er vier schouwen, die betaald moesten worden door Hendrik Aertsz (van Vladeracken?) aan de weduwe van zijn broer. Na negen jaar doet de familie Van Vladeracken afstand van het pand. In het begin van de 17de eeuw komt het in bezit van de buurman en daarmee, zij het voor korte tijd, weer in één hand. Het linker buurpand nummer 11, zijnde de helft van een huis en daarachter gelegen erven, is in de eerste helft van de 16de eeuw in het bezit van Stefan van Culenborch. In 1520 wordt hij aangeslagen voor een hertogcijns over 1/3 van een perceel van 59 voet. In 1544 wordt Dirk Hagens, nadien zijn zoon Gerard, die lakenkoopman is, bezitter van het huis, erf, plaats en één of twee achterhuizen. Hij wordt aangeslagen voor 4 schouwen. In het begin van de 17de eeuw is het voor korte tijd weer in handen van één eigenaar. De beide delen van het huis zijn tijdens de verbouwing in 1991/'92 bouwhistorisch en archeologisch onderzocht. Oorspronkelijk was het een groot 13de-eeuws zaalhuis, dat in het begin van de 14de eeuw door een langsmuur in twee delen verdeeld werd. De oorspronkelijke achtergevel is, zij het sterk verminkt, nog aanwezig. Deze stenen (trap?)gevel bezat nissen met spitsbogen. Ook de zijmuren bezaten spaarnissen op de begane grond en mogelijk op de verdiepingen. Het pand kreeg een nieuwe voorgevel en een brandmuur die het verdeelde in een voor- en achterhuis. In de 15de eeuw werd er een nieuwe kelder aangelegd met twee parallel lopende tongewelven die met insteekgewelven met elkaar verbonden zijn. Het voorhuis is hierbij verhoogd en voorzien van een houtskeletconstructie en een nieuwe kap. De fraaie trapgevel, waarvan nog enkele tekeningen bekend zijn, zal toen zijn aangebracht. Op de eerste en tweede verdieping zaten zes kruisvensters op een rij. Van de gedeeltelijk uit natuursteen en baksteen vervaardigde kruisvensters waren op de tweede verdieping afwisselend de linker of de rechter openingen dichtgezet met natuursteen. Dit duidt op een opslagfunctie. De eerste verdieping zal een woonfunctie gehad hebben, aangezien hier volgens de tekeningen volledige kruiskozijnen aanwezig waren. | 167 |
Aan de Hooge Steenweg 9 staat een huis dat op het eerste oog niet opvalt in de gevelrij. Wie echter omhoog kijkt ziet dat het dak één geheel vormt met dak van het linker buurpand. Achter de twee afzonderlijke voorgevels gaat dan ook een groot stenen zaalhuis schuil. De geschiedenis van dit huis, dat de naam "Cupenborch" draagt gaat terug tot de 13de eeuw. Dit van oorsprong 13de-eewse huis is in de eerste helft van de 14de eeuw opgedeeld in een voor- en achterhuis. Vervolgens werd het huis in het midden van de 15de eeuw in twee gelijke helften gesplitst, met een verdieping opgehoogd en voorzien van een nieuwe kapconstructie. Tot 1881 is het pand in zijn 15de-eeuwse situatie bewaard gebleven inclusief een gemeenschappelijke trapgevel als voorgevel. In dat jaar is de top van de gevel verwijderd en is het dak aangepast (minder steil). Het pand is in 1881 opgemerkt door de toenmalige restauratie architect van de Sint Jan architect, Lambert Hezenmans, die het pand onderzocht en enkele tekeningen maakte. Een verbouwing van de kelder in 1991 was de aanleiding om het huis uitvoerig bouwhistorisch te onderzoeken (zie "de onderste steen boven, 25 jaar bouwhistorie in 's-Hertogenbosch"). Recentelijk kwamen bij het vernieuwen van de dakpannen oude eiken daksporen in het zicht die nog niet eerder gedocumenteerd waren. De nu aangetroffen daksporen behoren bij de kapconstructie zoals die in de 15de eeuw moet zijn aangebracht. De constructie aan de linkerzijde (Hooge Steenweg 11) was in de 19de eeuw vernieuwd behoudens de onderste jukken van de gestapelde spanten. Uit het huidige onderzoek blijkt dat men bij de verbouwing van het rechter pand, aan het eind van de 19de eeuw en in tegenstelling tot het linker pand, de vlieringen en sporen niet heeft verwijderd, maar heeft hergebruikt. De dakhelling is hierbij wel aangepast van de oorspronkelijke 55 graden naar de huidige 45 graden. Van de dragende jukken zijn drie onderste spanten bewaard gebleven. De bovenste spanten zijn allemaal verdwenen en vervangen door zogenaamde A-spanten. In de aangetroffen eiken sporen zijn kepen aangetroffen van een dubbele haanhout constructie en er zijn getrokken telmerken op herkenbaar. Door verschillende sporen met elkaar te combineren en het inmeten van de kepen kon een reconstructie gemaakt worden van de oorspronkelijke situatie. Hieruit blijkt dat de sporen uit twee delen bestonden, zogenaamde gebroken sporengespannen. Het onderste stuk liep van muurplaat tot eerste vliering. Het tweede stuk liep van eerste vliering tot nok en was voorzien van twee haanhouten. De vlieringbalken, waar de sporen op en tegen aan rusten, waren door middel van een zwaluwstaartverbinding verbonden met de spanten om afschuiven tegen te gaan.
Afbeeldingen:
|
Onder het groot stenen zaalhuis 'Cupenborch' bevindt zich een brede kelder. De ton- en dwarsgewelven stammen uit de 15e eeuw. In de linker achterkelder is nog een restant te zien van de houten balklaag uit de 14e eeuw. De kelder is gerestaureerd en wordt nu gebruikt als winkelruimte. |
G. v.d. Heuvel
v.d. Meerendonk
| 37 |
In oorsprong een, vermoedelijk 15e-eeuws PAND - voorhuis met vast achterhuis - met twee verdiepingen onder met blauwe pannen gedekt zadeldak tegen topgevel (achter) en met schild (voor) het iets lagere achterhuis onder met oude Hollandse pannen gedekt zadeldak tegen gepleisterde puntgevel; onder het voorhuis grote kelder met ton- en insteekgewelven; onder het achterhuis kelder overzolderd door zware enkelvoudige balklaag met muurstijlen en korbelen. De voorgevel van het noordelijk gedeelte (nummer 9) is een laat 19e-eeuwse, in gele en rode baksteen opgetrokken lijstgevel met gemoderniseerde winkelpui, cordonlijsten en per verdieping twee getoogde vensters met rechtgesloten schuiframen. De voorgevel van het zuidelijk gedeelte (nummer 11) is een midden 19e-eeuwse, gepleisterde lijstgevel met moderne winkelpui, cordonlijsten en per verdieping drie rechtgesloten vensters met schuiframen en stucwerkomlijsting met kuif. Gebouw van algemeen belang wegens oudheidkundige en kunsthistorische waarde. |
Nos. 9 en 11 Naast het laatstelijk beschreven huis staat Noordwaarts een dubbel huis, dat een dertig jaren geleden nog had eenen massieven, gothieken topgevel van rooden baksteen, die zoo
| 548 |
hoog was, dat men dien reeds kon zien 'als men van Deuteren den Bosch naderde. Het overige van den gevel van dat huis was ook van rooden baksteen, doch doorschoten met banden van witten zandsteen. Naar zijn uiterlijk te oordeelen was de gevel van dit huis uit het laatst der 14e of het begin der 15e eeuw, zoodat dit huis ook tot de oudste der stad den Bosch moet worden gerekend. Voor een dertigtal jaren werd gezegde topgevel afgebroken en door eene rechte gootlijst vervangen. Reeds van af den aanvang van zijn ontstaan schijnt dit dubbel huis in tweëen te zijn geplitst geweest; toch werd het nog lang beschouwd één huis te zijn, zooals o.a. blijkt uit na te melden Bossche schepenakte van 1614 (Reg. n° 314 f. 430), vermits daarin gezegd wordt, dat de beide woningen, waaruit dit huis bestaat, elk zijn de helft van den grooten huys, onder den geheelen gevel begrepen. Van die woningen kreeg de Zuidwaarts staande laten den naam van de Hemel, de andere dien van het Witte Schild.
Willem Posteel Willemszn 1) verkocht 21 Juli 1444 (Reg. n° 40 f. 114) de woning de Hemel aan Arnd van Vladeracken Arndszn; dat huis werd alstoen omschreven als eene domus lapidea et area, sitae in vico Orthensi inter hereditatem Johannis Herync, carnificis, ex uno et inter hereditatem Johannis de Empel, institoris, ex alio, tendentes a communi vico ad aquam ibidem currentem.
Hoe deze Arnd's van Vladeracken bestonden aan de van Vladeracken's, die heeren van Geffen waren, is niet meer uit te maken; alleen valt hunne verwantschap te veronderstellen
| 549 |
uit eene Bossche schepenakte van 1467, omdat daarin optrad Jan, de zoon van Arnd, de zoon van Arnd Gerritszn van Vladeracken. In eene Bossche schepenakte van 1511 (Reg. n° 105 f. 375) wordt Henrick de Heusch, kramer, gezegd eigenaar van dit huis (de Hemel) te zijn en in 1544 (Reg. n° 167 f. 75 vso) wordt Tilman van den Broeck Janszn als zoodanig genoemd. Is niet meer te verklaren hoe Henrick de Heusch eigenaar van dat huis werd, wel is dat te vermoeden van Tilman van den Broeck, daar deze toch tot echtgenoote had Mechteld, de dochter van Arnd Gerardszn van Vladeracken (Reg. n° 101 f. 161) en laatstgenoemde Gerard een der zonen was van voornoemden kooper Arnd Arndszn van Vladeracken, als althans diens vrouw was Catharina van den Berge; (zijn andere zoon was dan Jan van Vladeracken).
Van meergenoemden Tilman van den Broeck, die kerkmeester was der Bossche St. Janskerk, kwam, hoe blijkt ook al niet, het huis de Hemel aan Jan, den zoon van wijlen Jan, den zoon van Jan, den zoon van Arnd van Vladeracken 2), daar toch die eerstgenoemde Jan bij akte van 22 December 1561 (Reg. n° 207 f. 54), (waarin gezegd wordt, dat laatstgenoemde Arnd van Vladeracken dat huis in 1444 had gekocht van Willem Posteel) hetzelve verkocht aan Henrick, den zoon van Willem Andriessen genaamd Danckarts; het werd alstoen gezegd te staan tusschen het huis van Adriana weduwe van Frans Havens en hunne kinderen ex uno en dat van Gerard Hagens ex alio.
Van genoemden Henrick Danckarts werd het huis de
| 550 |
Hemel geërfd door diens zoon Willem, die gehuwd was met Elisabeth, dochter van Jeronimus Wynants van Resant, raad van den Bosch en Elisabeth Cuypers. Toen zij weduwe van hem was geworden deed zij 1 December 1606 (Reg. n° 273 f. 95) afstand van den tocht van dat huis ten behoeve hunner kinderen: Henrick, Jeronimus, Maria, Cornelia en Jan Danckarts, waarna dezen het verkochten aan Franchoys van der Putten Franchoyszn, procureur bij den Raad van Brabant te Brussel; het heette toen reeds de Hemel en werd alstoen gezegd te staan tusschen dat, hetwelk voorheen was van Gerard Hagens en nu is van Henrick Gerardszn Hagens c.s., ex uno en dat hetwelk voorheen was van Adriana weduwe van Frans Havens en hare kinderen en nu is van Mariken weduwe Gerard Abrahams van Houwelingen, ex alio. Laatstgenoemde kooper verkocht het 8 Maart 1611 (Reg. n° 310 f. 307) op zijne beurt aan Joost, den zoon van Jan, den zoon van Joost Leonardszn van Vechel. Later behoorde dit huis toe aan Cornelis de Leeuw en vervolgens aan de kinderen van mr. Arnoldus Johannes Munix, schepen van Maastricht en drossaard der heerlijkheid Mechelen op de Maas en Cornelia Maria de Leeuw; zij verkochten het 22 Juli 1760 (Reg. n° 589 f. 158 vso), als wanneer het eene bierbrouwerij was, aan Gijsbertus Potters, woonachtig te den Bosch, zoon van François, koopman aldaar en Anna Maria van Berckel.
Dit huis behoorde, zooals wij hiervoren reeds zagen, in 1444 toe aan den slachter Jan Herync. Blijkens eene Bossche schepenakte van 25 Februari 1550 (Reg. n°. 181 f. 172) is het van dezen gekomen aan Elisabeth Herinck Jansdr, die gehuwd was met Willem, den zoon van Dirck Janszn en kwam het van haar aan Laurens Boden Philipszn, als gehuwd zijnde met Oda, de dochter van Gijsbert Herinck; het werd toen ook gezegd te zijn de helft van een huis en van daar achter gelegen erven met hunne gebouwen en te staan tusschen het huis van Jan
| 551 |
Baliart Sr Marktwaarts en dat van Wouter van Broeckhoven Orthenwaarts. Voorts wordt over dit huis in gezegde akte vermeld, dat nadat genoemde Laurens Boden had afstand gedaan van den tocht van dat huis ten behoeve zijner kinderen: Philips, Willem, Christina en Aleid, non achter de Tolbrug te den Bosch, dezen het verkochten aan Stephanus, zoon van Lambert van Culenborch; dat bij de scheiding en deeling der nalatenschap van diens echtgenoote Lana het vervolgens kwam aan Dirck Hagens als man van Bela, dochter van Goijart Wouterszn, in tocht en in eigendom voor de eene helft aan diens kinderen en voor de andere helft aan Henrick, zoon van Peter Symonszn, als man van Maria, dochter van Thomas Coppens Corneliszn en Maria, de dochter van Goijart Wouterszn en aan Symon, den zoon van Wouter, den zoon van Symon de Valckener, als man van Engela, dochter alsvoren; dat daarna de laatstgenoemden Henrick en Symon als echtgenooten hunner gezegde vrouwen hunne helft in dat huis, die toen omschreven werd als een vierde in een huis, erf, ledige plaats en twee achterhuizen, staande tusschen het huis van Heilwig weduwe van Dirck Arndszn 3) Marktwaarts ex uno en dat van Willem Goijartszn Orthenwaarts ex alio, hadden verkocht 4) aan Dirck Hagens 5), zoon van Dirck en Heilwig N. en dat daarop de kinderen, die deze had van Bela-N. 6), - zijnde: Dirck; de onmondigen Reinier, Goijart, Gerard, Lana, Katherina en Heylwich, voor wie als voogden optraden Frans van der Cammen, Godefridus van Goch en de gebroeders Jan en Philippus, zonen van Philips Hanrickszn; en de afwezigen Mechteld, Maria en Margaretha, voor wie hunne lasthebbers optraden, - het hier- | 552 |
bedoeld huis, dat nu gezegd werd te zijn: huis, erf, plaats en achterhuis, staande aan de Orthenstraat tusschen het huis van Heylwig weduwe van Jan Arndszn en hare kinderen ex uno en dat van Willem Goijartszn ex alio en zich van gezegde straat uitstrekkende tot aan de Dieze, verkoopen aan Gerard 7), den zoon van Dirck Hagens. Aan dezen laatste behoorde dat huis nog toe in 1501. Het werd van hem geërfd door diens kinderen Henrick Hagens, enz. en vervolgens 5 December 1597 ten hunnen laste voor de helft gerechtelijk uitgewonnen door Goijart van Vlierden, raad van den Bosch, zoon van Goijart Danielszn; Willem, Judith en Godefrida, kinderen van Zeger Claeszn en Elisabeth van Vlierden, de dochter van Goijart Danielszn voornoemd; Daniel van Vlierden, zoon van Daniel, den zoon van dienzelfden Goijart Danielszn; Quirijn van Niel als man van Maria, dochter van Lambrecht van den Broeck en Judith van Vlierden, de dochter van meergenoemden Goijart Danielszn; Jaspar, zoon van Lambrecht van den Broeck en Judith van Vlierden voornoemd en door Judith, Johanna en Jan, kinderen van mr. Henrick Agyleus en Geertruid van Vlierden, ook dochter van Goijart Danielszn. Dezen verkochten daarna 26 Augustus 1608 (Reg. n° 276 f. 265 vso) de helft in dat huis, hetwelk toen reeds het Witte Schild heette, aan voornoemden Joost van Vechel Janszn, die 6 Februari 1614 (Reg. n° 314 f. 430) die helft weder verkocht aan Jan Somers Janszn, knokenhouwer. De wederhelft van dit huis werd wegens wanbetaling van eene grondrente, daaruit verleend door voornoemden Henrick Hagens Gerardszn, gerechtelijk uitgewonnen; kooper werd toen daarvan de bakker Herman van Beugen Hermanszn, die ze 15 Maart 1616 (Reg. n°. 341 f. 299) weder verkocht aan voormelden Somers; deze liet dit huis na aan
| 553 |
zijne dochter Johanna Somers, van wie het erfden de vrouw van Cornelis Iwens van Ceulen en Hendrik van Osch als man van Johanna, dochter van Joost Somers; Hendrik van Osch verkocht daarop de aan zijne vrouw toekomende helft in dat huis 10 September 1681 (Reg. n° 499 f. 393 vso) aan genoemden Cornelis van Ceulen; van dezen werd het vervolgens geërfd door diens dochter Maria van Ceulen en, toen deze te Waalwijk was komen te overlijden, werd het door den over hare nalatenschap gestelden curator 6 December 1726 (Reg. n° 542 f. 280) verkocht aan Hendrik van Stakenburg, bierbrouwer te den Bosch, wiens vrouw was Catharina, dochter van Nicolaus Loeff, drossaard van Oudheusden en Elshout en Catharina Govaerts. Van hem werd dit huis geërfd door zijne dochter Johanna Josepha van Stakenburg, die het ten huwelijk bracht aan haren man Andreas Le Heu, medicinae doctor te Eindhoven, waarna zij het 10 November 1749 (Reg. n° 569 f. 241) verkocht aan voornoemden Gijsbertus Potters; deze verhuurde het daarop aan den boekverkooper J. van Beusekom. Meergenoemde Gijsbertus Potters had van zijn vrouw Theresia van Stakenburg eene dochter Maria Anna Potters; zij erfde van hem zoowel het huis het Witte Schild als het huis de Hemel, zoodat die huizen, na eenige eeuwen van elkander te zijn gescheiden geweest, nu weder in één hand waren. Thans zijn zij weder van elkander gescheiden.
Het tegenover die beide huizen staand huis, hetwelk tegenwoordig de Eenhoorn heet, was oudtijds genaamd de Driestapelstoel. Het huis, dat oorspronkelijk alleen de Eenhoorn heette, staat daarachter in de Karstraat; het was voorheen eene herberg of logement, wat het reeds in het jaar 1526 was; (Reg. n° 132 f. 62); Hendrik Vrieseven, tavernier te den Bosch, verkocht het 13 November 1750 (Reg. n° 528 f. 315), als wanneer het omschreven werd als een huis, erf en stal, aan Adriaan Vrieseven; de curator over den boedel van dezen laatste verkocht het 27 December 1717 (Reg. n° 533 f. 129 vso) weder aan Johan van der Cant burger van den Bosch.
| 554 |
Noten | |
1. | In Schepenregister van den Bosch n° 11 f. 33 vso) komen voor onder de jaren 1404-5: Henricus van Eyck, zoon van Petrus Valant, den zoon van Henricus Posteel en Robbert van Wisschel als man van Margaretha, de dochter van genoemden Petrus Valant. |
2. | De genealogie van dezen tak der van Vladeracken's is als volgt: Gerrit van Vladeracken heeft tot zoon Arnd; diens zoon Jan had van zijne vrouw Margaretha die Koude deze kinderen: Arnd, Thomas, priester en Jan; deze laatste was schepen van den Bosch in 1520 en huwde 1° Wendelmoed weduwe van Jacob Spycker; 2° Heilwig de Heusch Arndsdr. Laatstgenoemde vrouw schonk hem deze kindoren: Jan, de verkooper van het huis de Hemel; Jenneken en Albertken, de huisvrouw van Willem, den zoon van Dirck Reinierszoon van der Meer (Deel II p. 185) |
3. | Later wordt zij in de akte genoemd: Heylwig weduwe van Jan Arndszn, wat zal moeten zijn: Jan, zoon van Jan Arndszn van Vladeracken. |
4. | Symon Wouterszn als man van Engela Coppens deed dit in 1544. Zie Reg. n° 168 f. 89 vso. |
5. | Zijn broeder was Jan Hagens. |
6. | In 1561 trad een Dirck Hagens Dirckszn op als man van Margaretha, dochter van mr. Henrick Pelgrom Dirckszn en weduwe van Ygram van Achelen (Reg. n° 193 f. 149). |
7. | Uit Reg. n° 190 f. 54 kan worden opgemaakt, dat zijne vrouw was Adriana, dochter van Herman van Spoerdonck en Pelronella Berwouts Jacobsdochter. |
1865 | A. F. van den Dries (apotheker) - N.C.M. van den Dries (apotheker) |
1875 | N.C.M. van den Dries (apotheker) |
1881 | N.C.M. van den Dries (apotheker) |
1908 | G. van den Heuvel (borstelfabrikant) |
1910 | G. van den Heuvel (borstelfabrikant) |
1928 | J.W.G.M. v.d. Heuvel |
1943 | Neco Winkelbedrijf N.V. (Electro-Techn. Bureaux, handel in ijzerwaren) |
1865 | A.H. van Wing (winkelier in tabak en sigaren) |
1869 | C.M. Beltz (magazijn van spiegels, lijsten, platen, ornamenten, enz.) |
1875 | J. van Gool (mr. broodbakker) - G. Hosang (mr. goudsmid) |
1881 | J. van Gool (mr. broodbakker) |
1908 | G.T.J.M. Dicker (aann. van glas- en verfwerken) - M.J. v.d. Meerendonk (broodbakker) |
1910 | J.N. van Driessen (ambt. SS) - M.J. van den Merendonk (broodbakker) |
1928 | J.H.F.M. van de Meerendonk - M.J. van de Meerendonk - mej. M.G.J.J. v.d. Meerendonk |
1943 | Gebrs. Marinello (IJsfabricage) |
Hans Willems e.a., De onderste steen boven (2000) 29-38